Uit het centraal schriftelijk examen economie, opgave 16
Het idee voor deze opgave ontstond tijdens een hoorcollege aan een universiteit, waar een professor in de micro-economie een college gaf over kartelvorming.
Bedrijven die opereren in een oligopolistische marktvorm, en zeker een duopolie, hebben vaak marktmacht en financiële reserves. Als ze een prijsconcurrentie met elkaar aangaan, leidt dat tot een prijzenoorlog en verliezen beide bedrijven omzet en winst. Ze hebben dus een prikkel om een kartel te vormen. Dat is echter een illegale prijsafspraak. Dus zoeken bedrijven naar creatieve oplossingen.
De professor micro-economie zei: “Een laagste prijsgarantie voor de consument is eigenlijk een verkapte illegale prijsafspraak.”
Dat klinkt misschien gek, maar je bereikt hetzelfde. Je zegt in advertenties dat jij altijd de laagste prijs biedt. Als jouw concurrent dus de prijzen verlaagt, ga jij dat ook doen. De concurrent weet dan: ‘oké, dat moeten we niet doen.’ En voilà: een prijzenoorlog is afgewend. Met andere woorden: als je ergens een laagste prijsgarantie krijgt, weet je dat je als consument eigenlijk gewoon voor de gek wordt gehouden.
De context voor de uiteindelijke opgave werd geboren toen de constructeur op zijn vakantie de concurrentiestrijd van lokale ijssalons had opgemerkt. Wat volgde was een periode van schrijven, herschrijven en schaven door de cg-leden, altijd met de examensyllabus als uitgangspunt, waarna de opgave een feit was. Naar onze beleving echt een aansprekende en herkenbare context. Want wie houdt er nu niet van ijs?
