Een ingezonden brief van twee universitaire lerarenopleiders in dagblad Trouw*, gericht op een bepaalde zin in het opgavenboekje van het centraal examen Nederlands vwo, leidde tot veel bijval op de sociale media. In het correctievoorschrift (cv) voor docenten werd de woede van een vrouw over een mannelijke opmerking over haar kledingstijl geïnterpreteerd als narcistische woede in plaats van activistische woede. Ook de situatie die de zin schetste, kreeg kritiek. De brief liet ons niet onberoerd. Onze examenmakers namen de reacties serieus en legden de opgave onder de loep.
Sinds vorig jaar is er in het examen Nederlands vwo (en sinds dit jaar ook in het examen Nederlands havo) meer aandacht voor nieuwe vraagtypen waarmee tekstbegrip op een bredere manier bevraagd wordt. Bij de bewuste opgave was het de bedoeling dat leerlingen de gedachtegang uit de tekst konden toepassen op concrete situaties, los van hun eigen waardeoordelen. Vanuit die invalshoek was ook de opgave geformuleerd, en tot aan de publicatie van de brief (een week na het examen) kwamen over de zin noch over het voorbeeldantwoord kritische reacties bij ons binnen.
Na publicatie van de brief begon de discussie op de sociale media – en ook bij ons. Was de zin in de opgave, los van de tekstinhoud, inderdaad niet zo te lezen alsof we als examenmakers seksistische vooroordelen hadden? En hadden we met het oog op het puur bevragen van de tekstinhoud, het seksistische perspectief voldoende meegewogen? De brief met de verschillende reacties heeft ons stof tot nadenken gegeven. We kunnen de reacties zeker begrijpen. Inmiddels hebben we plannen gemaakt om tijdens het constructieproces nog scherper te controleren op mogelijke perspectieven.
